Pagina:De Bierbrouwer.djvu/48

Uit Bolksch Bierbrouwersgilde
Deze pagina is niet proefgelezen

klaard is, tapt men in een koperen aker het Meel dat, bij den tap, onder den losſen bodem gezonken is, met een halve ton van dat eerſte trekſel af, en giet het zagtjes op het Meel in de kuip weder uit. Het nat vervolgens klaar genoeg afkomende, pompt men hetzelve in de ketel, en begint, zoo ras de ketel uit den brand is, weder te ſtooken, om den Hoppert of Wort, (dus noemen zommige, even gelijk de Engelſchen en Duitſchers, het Bier, tot zoo lange het niet aan het gisten is gebragt,) te doen kooken; en doed ’er ’te gelijk zoo veel Hop in als tot het Bier, het zij om versch gedronken te worden, of om één jaar of langer te duuren, vereischt word. Tot het Bier, ’t welk ik brouwe, om, van Allerheiligen tot Mai, versch gebruikt te worden, neem ik maar 25 of 3 pond Vlaamſche Hop tegen iedere 100 pond Meel; maar voor het Legbier gewoonlijk 4 pond dito Hop. Ieder kan zich, in dit geval, naar de onderſcheidene ſoorten en kragt der Hop, als mede naar zijne ondervinding en verkiezing gedraagen.

Nu koomt het nog aan op de verdeeling van de Hop, voor de Voor-‚ en Nazoo: wanneer men een geheel Brouwt Bier van eene gelijke prijs doet, en alles in de Geilkuip te ſaamen zal laaten loopen, dan komt het ’er niet op aan al is de meeste Hop niet in de Voorzoode gedaan. Maar bijaldien men in een en het zelfde Brouwt, onder ſcheiden prijzen van Bier zal maaken, dan moet ’er naauwkeurig op gereekend worden. Bij‚ voorbeeld: men Brouwt‚ 8 guldens en 4 guldens Bier,