Pagina:Brouwkunde.djvu/30

Uit Bolksch Bierbrouwersgilde
Versie door Kees (overleg | bijdragen) op 4 dec 2014 om 13:33 (→‎Proefgelezen)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Deze pagina is proefgelezen

het meel, beſlagen zynde, wagt men tot het water koke, wanneer men zoo veel by het beſlag laat loopen, als men noodig oordeelt, terwyl intuſſen eenige, met roers of roerlepelen, het beſlag wel door malkander roeren. De vogt van dit eerſte roerzel tapt men, na het eenigen tyt heeft geſtaan, door de kraan, die benede den bodem van de kuip ſtaat, in den onderbak, waar uit het in de Hopketel wordt gepompt; wanneer nu al de vogt is afgetapt, ſluit men de kraan, en men laat wederom kokent water in de kuip loopen, wanneer men het geen in de kuip is, als te voren, roere; dit tweede aftrekzel, mede in de Hopketel zynde, doen men daar by veel of weinig Hop, naar de ſoort van bier welk men zal brouwen; of naar mate het brouwt groot of klein, de Hop nieuw of oud is; als dan wordt dit te ſamen veel of weinig gekookt, naar het bier zelve zulks vereiſcht, gelyk nader in het volgende hoofddeel