Pagina:Brouwkunde.djvu/25

Uit Bolksch Bierbrouwersgilde
Versie door Kees (overleg | bijdragen) op 2 dec 2014 om 22:22 (→‎Proefgelezen)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Deze pagina is proefgelezen

(het eeſtkleedt genaamt) is geſpreit; boven op dit kleet ligt het graan, om te droogen, terwyl het boven rondom den Eeſt met een hout beſchot of ſteenen muur is omvangen, om de warmte te beter te behouden. Het vuur, dat men gebruikt, moet niet te heet zyn, opdat het graan niet verbrande; beſt is het dat men voor den eeſt walſche kolen gebruike, en by gebrek Luikſche, doch de Walſche zyn verre boven de Luikſche te achten, alzoo die een beſtendiger vuur, geen hooge vlam of rook van zich geven.

Het graan, dus gedroogt zynde, is Mout, het welk in daar toe gemaakte kaſſen tot het gebruik bewaart wordt, gemerkt het Mout, dat eenigen tyt in deze kaſſen heeft gelegen, beter is om mede te brouwen, dan het Mout, dat eerſt van den eeſt komt.

De Moutkaſſen zyn niet anders dan langwerpige, breede of vierkante, van planken opgeſlagen, hokken, waar