Pagina:De Bierbrouwer.djvu/50

Uit Bolksch Bierbrouwersgilde
Versie door Kees (overleg | bijdragen) op 9 feb 2025 om 18:14 (Niet proefgelezen: Nieuwe pagina aangemaakt met 'tot het eerſte trekzel, in de Goed-Bierketel heet geſtookt, gebruiken. Men neemt tot het tweede trekzel ruim zoo veel ''kokend'' water, al 'er Hopper of Wort van het eerſte trekzel in de Goedbierketel terug gekomen is; en roerd het met de Gaffels, gelijk de eerſte maal. — Aanſtonds hier op pompt men weder water in de Nazoo- of Waterketel, zoo veel als nodig is, om het juiste getal van tonnen Bier, waarop men in den aanleg van 't Gebrouwt hee…)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Deze pagina is niet proefgelezen

tot het eerſte trekzel, in de Goed-Bierketel heet geſtookt, gebruiken. Men neemt tot het tweede trekzel ruim zoo veel kokend water, al 'er Hopper of Wort van het eerſte trekzel in de Goedbierketel terug gekomen is; en roerd het met de Gaffels, gelijk de eerſte maal. — Aanſtonds hier op pompt men weder water in de Nazoo- of Waterketel, zoo veel als nodig is, om het juiste getal van tonnen Bier, waarop men in den aanleg van 't Gebrouwt heeft gereekend, te bekomen. Waar bij men bereekenen moet hoe veel men noodig heeft voor het verkooken uit de Ketel, en het verkrimpen of de Koelbakken. Dit water ſtookt men ſchielijk aan de kook; inmiddels laat men het tweede nat, na dat het een uur of twee heeft ſstaan trekken, van de Werkkuip in de Lekbak loopen; waarvan men (gelijk reeds gezegd is:) zoo veel bij de Voorpeil pompt als, volgens de berekening van het Gebrouwt, vereischt word. Na dat het tweede trekzel is afgetapt, ſpitten zommige Brouwers in kleinere Brouwerijën het Meel, nu Buistel, Bostel, of Draf van het Meel, die na de beide voorgegaane roeringen op den losſen bodem van de Werkkuip gezonken leggen, daar af te haalen; als vindende hier in naar hun begrip een merkelijk voordeel, en eene rede waarom het te beeter uitbrouwt; en hoogen den gezegden Buistel in de Kuip, naast de buis of koker tot onder de goot, die het water uit de Ketel op de Kuip leid, veel op. Het derde of laatſte water dookokende, laaten zij