Pagina:De Bierbrouwer.djvu/39

Uit Bolksch Bierbrouwersgilde
Deze pagina is niet proefgelezen

Zoo doen ook eene menigte van kleine gekorven diertjens, van diergelijke ſoort als, in zommige jaaren, onder aan de bladen van de ſnij— en ſuikerboontjes gevonden worden, dewelke dezelve doen krullen, en den groei zoo wel van de ranken als bladen en vruchten verhinderen. Maar bovenäl is ſtormachtig weder in de maand van Augustus, wanneer de Hop bloeid, en in die van September, als ze rijp is en ingeöogst moet worden, nog ruim zoo verderflijk voor dat gewas‚ als voor de gemelde boontjens, zijnde beiden gewasſen die, en in de gedaante, en in hunne zwakheden en gevolgelijke lotgevallen, veel over eenkomst met elkanderen hebben. De inöogsting begind omtrent in het midden van September. De Hop moet wel gedroogt wezen, en behoord niet gezakt te worden voor dat ze genoegzaam heeft gezweet; anderzints word ze, vermits ze vast gepakt zit, zeer warm, en bederft geheelënäl, ten zij men nog in tijds de zakken los ſnijd, een geheele baan ’er uit neemt, en de Hop aan ſchijven van 1 of 1½ voet dik‚ met goede tusſchenruimten, van een ſcheid. Hierom diend het wel in December te wezen, eer men nieuwe Hop voor een geheel jaar opdoet.

De Hop heeft voor het Bier het eigenaartigſte‚ aangenaamſte en duurzaamſte bitter, van al wat ’er in het rijk der Gewasſen bekend is. In mijn legbier gebruik ik alleen de Vlaamſche Hop. Van de Engelſche heb ik geene bevinding; alleen weet ik, door de verzekering van anderen, dat dezelve nog kragtiger en beter is dan de Vlaamſche.