Uit de hoogwijze en niet min gunstige redenen van ’s Lands Beſtuurderen, hier vooren uitgetrokken, als mede uit andere Ordonnantiën, kan men ten grooten deele naſpeuren, waar in het algemeene nut der Brouwerijen gelegen is, te weeten: Eensdeels, in den onderſtand van ’s Lands kasſe, door den Impost op de Bieren‚ Turf en Kolen, Rondemaat en inkoomende Graanen; dewelke, door het algemeen gebruik der Bieren, zoo gewigtig pleeg te zijn, dat met recht is aangemerkt geworden: „Dat den Impost op de Bieren is een der ſpeciën, waar mede wij de dwingelandij van Spanje hebben uitgeluid” (Zie Codex Batavus. Tit. Bierbrouwers en Bieren.) Ten anderen, in het voordeel dat veele ambagtslieden daar door genieten, als timmerlieden, metzelaars, koperſlagers, ijzerſmeden, kuipers en anderen; als mede een aantal van knegts, bier- en zakkedraagers, ſchippers, enz.
Niet minder vind men in de aangehaalde Publicatiën, de waaragtige en voornaame oorzaak van het beklaagelijk verval der Brouwerijën hier te Lande, namentlijk: het heerſchend en onmaatig gebruik der dranken van koffij en thee, dewelke onze maagen zoo verzwakken, dat wij aan Veelerlei kwaalen en gebreken onderhevig worden.
Een tweede oorzaak van het verval der Brouwerijën, is het bijna algemeen geworden gebruik van goedkoopen- maar voor de gezondheid zeer ſchadelijken wijn, bij de middelmaatige en mindere burgerſtanden; als mede in alle goede herbergen, die voor deezen kragtige Bieren tapten,