en verheffing, of in eene brandende Koorts, en onlydelyken dorſt mag men rykelyk koud water te drinken geven, alleenelyk dat het lichaam wel in het vleeſch, welgemaakt en ſterk zy. Nochtans moet men nooit zelfs de zoodanigen, door arbeid, wandelen of anders vermoeit zynde, en ſterk zweetende, kouden drank geven, veel minder dezelve ſchielyk in groote quantiteit laten drinken, want daar door op het onverwacht, ondragelyke pyn met ontſteking der ingewanden kan veroorzaakt worden.
Wat het warm gemaakt water aanbelangt, het dient den zoodanigen welken een beet en droog temperament hebben, want warm water het vermogen heeft om te verkoelen en te gelyk te bevochtigen: hierom mag het in alle ziektens ex rigiditate fibrarum, uithardigheid der vezeldraden hun oorſpronk hebbende, gebruikt worden.