Pagina:Brouwkunde.djvu/87

Uit Bolksch Bierbrouwersgilde
Deze pagina is niet proefgelezen

leven, zich daar in ontlaſten, dat doode krengen en andere onnuttigheden, die op de oevers der rivieren liggende, door ſtorm en vloed in dezelven worden opgenomen, dat deze en duizende geſtorven viſſchen en andere lichamen daarin weeken en verrotten.

Het Rivierwater, dat men zal gebruiken om mede te Mouten en te Brouwen moct deze hoedanigheden hebben, namentlyk dat het licht, klaar, ſmakeloos en zonder reuk is. Galenus Lib. de Ptiſana & Lib. 1. de Simplicium facultatibus Cap. 5. zegt: Omnis aqua potabilis uſui accommodata neque dulcis, neque ſalſa, neque acris, neque olens, neque putrida nec coenoſa ſed prorſus ſimplex, pellucida, pura ac veluti exquiſite colata eſſe oportet. Alle ſoort van water, tot inwendig gebruik, moet noch zoet, noch zout, noch ſcherp, noch riekend, noch bedorven, noch met ſlik bezet zyn, maar geheel eenvoudig, doorſchynend, zuiver,