legt, ruw weg‚ door elkander gearbeid word, en aan de eene zijde van de Kuip hoopsgewijze opgeworpen, onder het bereik van
Fig. 2. Zijnde een Rijf of Hark, met dunne lange randen, en een korten ſteel, ligt en zeer dienſtig om het drooge en natte Meel‚ gemakkelijk en ſpoedig, door elkanderen te mengen.
Fig. 3 en 4. Verbeeld eene Gaffel, regt van voeren en ook van bezijden te zien, een of twee voeten langer als de Werkkuip wijd is, zeer noodzakelijk en dienſtig, om, na het tappen, of jagen van het water, zoo van het eerſte als tweede trekzel, het daar op drijvende Meel van elkanderen te ſcheiden, en met het water eguaal te vermengen.
Fig. 5. Verbeeld een koperen Schep-Emmer, in kleine Brouwerijen, waar men geene kraan in de Ketel heeft om het Water in de Meelkuip te tappen, nog geene koperen Pomp in de Ketel, om het Bier, na het afkooken, op de Los- en Koelbakken te pompen, in gebruik, om de zoo even gemelde bewerkingen, taamelijk gemakkelijk, te weeg te brengen.
Fig. 6. Schaal van 12 Rhijnlandſche voeten.
AAN DEN BINDER.
Plaat | I | te plaatſen tegen over Bladz. | 14. |
⎯⎯⎯ | II | ⎯⎯⎯⎯⎯⎯ ⎯⎯⎯⎯⎯⎯ ⎯⎯⎯⎯⎯⎯ | 16. |
⎯⎯⎯ | III | ⎯⎯⎯⎯⎯⎯ ⎯⎯⎯⎯⎯⎯ ⎯⎯⎯⎯⎯⎯ | 18. |
⎯⎯⎯ | IV. | ⎯⎯⎯⎯⎯⎯ ⎯⎯⎯⎯⎯⎯ ⎯⎯⎯⎯⎯⎯ | 68. |