Pagina:De Bierbrouwer.djvu/9

Uit Bolksch Bierbrouwersgilde
Deze pagina is niet proefgelezen

DE
BIERBROUWER.



INLEIDING.

Dat neeringrijke Brouwerijën voor de Maatſchappij van een algemeen nut zijn, erkennen zelfs de Beſtuurderen deezer Provintie in verſcheidene Placaaten, Ordonnantiën, Publicatiën en Reſolutiën, zoo wel ten faveure der Brouwneeringe, als tot heffinge van den Impost zoo op de binnengebrouwen als uitheemſche Bieren, geëmaneert en geſtatueert. Blijkende, onder anderen, bij het Placaat van den 9den November 1748; verbiedende het opregten van Brouwerijën ten platten lande, als mede het Brouwen van Bieren door Particulieren. Waarin deeze nadrukkelijke woorden voorkoomen: „ En nademaal nochtans zeker en buiten haeſitatie is, dat de voorſchreeve Placaaten en orders tot derzelver voornaame grondſlag hebben, de conſervatie en beneficie van de Brouwneeringen in de beſloten Steden, die om der zelver groote utiliteit‚ van oudsher, voor Hoofdneeringen aangemerkt zijn, waar op veeler Steden welvaart gefundeert was.” —

Insgelijks bij de Ordonnantie op de uitheemſche Bieren, mede gearresteert op den 9den November 1748; zeggende aldaar in den aanvang van het 15ſte Art. „En dewijl door de heffing van de