Pagina:De Bierbrouwer.djvu/90

Uit Bolksch Bierbrouwersgilde
Deze pagina is niet proefgelezen

PLAAT II. Bladz. 15, en volgende.

Afbeelding van vijf onderſcheidene Ketels.

Fig. 1, 2, 3, 4.   Ketels van onderſcheiden formaat, ieder inhoudende omtrent 135 tonnen nats.

Fig. 5.   Zijnde een Ketel van 12 voeten wijd, boven aan; en 6 voeten diep, bevattende omtrent 67½ tonnen nats.


PLAAT III. Bladz 18, en volgende.

Afbeelding van het binnenwerk van een Brouw-Oven.

A. IJzeren Rooster, waarop het vuur geſtookt word.
B. B. Wangen, of ſchuinsopgaande muuren, rollaagsgewijze
opgehaald, van Oosterhoutſche zagte
Mopſteenen, waar op, als mede op het aanvulſel
van andere Zagte Steenen, een Ketel vast
ſtaat, en rust.
C Aschplaats onder den Rooster, zijnde omtrent
2½ voeten diep.
D. Mond van den Oven.
E. E. E. Opwaards gaande begin van den Omloop.
F. F. F. Vervolg van den Omloop, waar langs de hitte
van het vuur, rondom een Ketel, waterpas
heenen word geleid, tot in den ſchoorſteen van den Oven.


PLAAT IV. Bladz. 67, en volgende.

Zijnde eene egte afbeelding van mijne Eest‚ van buiten te zien; dewelke hier geene verklaaring behoeft.

Als mede afbeeldingen van eenige werktuigen, in mijne Brouwerij gebruikt wordende.

Fig. 1.   Afbeelding van een ijzeren Spitriek, waar mede het meel, in de Werkkuip, na dat het zelve genoegzaam is nat gemaakt, maar gedeeltelijk nog droog