Brouwkunde/Voorrede

Uit Bolksch Bierbrouwersgilde
Brouwkunde (1745) door Wouter van Lis
Opdragt. Voorrede. Gedicht


VOORREDE.

INdien over eenige ſtof in het Nederduitſch weinig of niets is geſchreven, zoo is het over de Brouwkunde; eene ſtof nogtans die niet minder nuttig en aangenaam kan zyn, dan al dat geen van andere Kunſten en Wetenſchappen by den anderen gehaalt, en der Drukperſſe bevolen is; om ons in het algemeen nut niet in te laten, bepalen wy ons maar alleen tot dat byzondere nut, het geen dezulken, die hun beſtaan uit deze Wetenſchap zoeken, daar uit kunnen trekken; wy behoeven niet veel bewysredenen te berde te brengen, om aan te toonen dat een nieuweling in deze Kunſt, die eene Brouwery aanvaard, niet zelden, door de weinige kennis, of oplettenheid, of ook wel door de kwade trouw en het verzuim van zynen Meeſterknecht, gemeenlyk Kaptein genaamt, op wien hy, wegens zyne eigen onkunde, het geheele werk doet aankomen, en in plaats van voordeel te beſchieten, zyn eigen verderf en ondergang brouwt: De ervarenheid heeft zulks dikwerf doen zien, en den geenen die, om deze klip te myden, zich andere Brouwers ter vraagbaak voorſtellen, om onderrichting te bekomen, deelen doorgaans in het zelfde lot, het gene oudtyds de Orakelvragers by de Heidenen hadden, van nimmer of ten minſten niet dan bewimpelt de waarheid te hooren.


Opdragt. Gedicht