Brouwkunde/Hoofddeel 9

Uit Bolksch Bierbrouwersgilde
Brouwkunde (1745) door Wouter van Lis
Hoofddeel 8. Hoofddeel 9. Bladwyzer.


IX. HOOFDDEEL.

Korte beſchryving van het Bier, deszelfs aart en krachten, en welk Bier het gezondſte is.

BIer is een drank, zoo als wy hebben aangetoont, van Hop, Mout, en Water gemaakt; met dezen naam’ en Bere is deze drank by ons, de Engelſchen en Duitſchers, bekent: de Franſchen noemen het Bier de la Biere, en in’t Latyn heeft het de namen Bira, Bera en Cereviſia, het welk ſommigen afleiden van Ceres en Vis. De Ouden noemden de dranken van Gerſt gemaakt Oinos Crithinos, zoo veel als Gerſtenwyn zegt; terwyl het zeker is dat in eenige Landen, daar de Wyn eertyts ſchaars of niet was, dranken van Gerſt wierden gemaakt, welke men in plaats van Wyn gebruikte; dit getuigt Diodorus Siculus Lib. I. alwaar hy onder anderen zegt, dat ter plaatſe daar de Wynſtok niet groeit, een drank van Gerſt gemaakt wierdt, welke, in ſmaak en aangenaamheid, niet veel minder dan de Wyn was. Of de Ouden nu door zulke Gerſtedranken Oud Bier, of varſche Gerſtedranken, daar Speceryen, Wortelen, Kruiden of Zaaden in gekookt hadden, welke deze dranken dat vermogen gaven, het geen de Wyn heeft, verſtonden, kan beide waar zyn. Wy laten den Schimpdichter Julianus, in zeker Dicht, boven den Gerſtenwyn, dien van Druivezap gemaakt hemelhoog, en als een Godendrank verheffen. Maar dat hy den Gerſtenwyn op het alderleelykſt afmaalt en verwyt van vuinzige Gerſt gemaakt te zyn, en eenen ſtinkenden bedorven reuk en ſmaak te hebben, geloov ik dat hy gedaan hebbe, om door het verachten van den Gerſtenwyn dien van Druiven gemaakt bet te doen afſteken, en buiten kyf zou de Schimpdichter, om deze rede, noch hatelyker hoedanigheden den Gerſtenwyn gegeven hebben, zoo ze hem waren te binnen gekomen: Daarenboven kan het zyn, dat de Dichter heeft gezinſpeelt op den naam Frumentum Corruptum, welke men in vroeger tyden het Mout ten onrechte gaf, want geen bedorven graan noch lichaam, wat het ook zyn mag, door eenige bereidinge, daartoe kan gebragt worden, dat het een vlammakende geeſt, of een ſcherpzuure vocht, zoo als de Moutwyn en Azyn zyn, worde: wat nu de namen Pinos, Bryton, Parabie, Zython, Celia, Ceria, Curmi en Phocadion aanbelangt, deze alle gaan wy met ſtilzwygen voorby, alzoo eenige niet alleen een drank uit koorn graan, maar ook uit zap van vruchten en wat iets meer zy te kennen geven.

De aardt en de natuur van het Bier zal men die wel kennen, zoo dient men eenigzints deszelfs hoofdſtoffen, daar het van wordt te zaam geſtelt, kundig te zyn; dus zullen wy het Mout, de Hop, en het Water een weinig nauwkeuriger inzien.

Het Mout, dat tot het maken van Bier word gebruikt, moet van rype drooge nieuwe Gerſt gemaakt, niet te lang geſchoten noch met te veel wortelvezelen bezet zyn. Waarom den Grooten Boerhaven in zyn Chemie Pars 2. pag. 175. zeer wel mag zeggen, dat, indien het Mout te groot een uitſpruitzel en te veel wortel maakt, de Subſtantia Farinoſa, meelachtige zelfſtandigheid, van het Graan vermindert wort: Daarenboven moet bet Mout wel gedroogt maar niet gebrand zyn.

Om noch beter denkbeeld van het Mout te krygen, luſt het my een korte Hiſtorie van de Gerſt te doen, waarvan het Mout word gemaakt, en daar op eenige weinige zaken, die van de Gerſt worden gemaakt, te laten volgen.

Schoon de Gerſt grooter en kleinder valt, naar de verſcheidenheid van het Land daar ze groeit, nochtans telt men gemeenelyk twee ſoorten, namentlyk, Hordeum Vernum en Hordeum Hybernum, dat is, Zomer- en Wintergerſt.

Gelyk alle halmdragende Planten, dus geeft ook de Gerſt uit een zeer dunnen vezelächtigen wortel, een ſtroo of ſteel, anderhalf el hoog: deze ſteel, in verſcheide knoopen verdeelt, draagt lange ſmalle, grasgelykenende bladers, ſomtyds den halm geheel bekleedende; de onderſte van deze bladeren zyn ſmalder, dan die van Tarwhalmen, maar de bovenſte zyn ſomtyts zo breed, zy zyn ſcherp in het aanraken, en zoo verre zy den ſteel bekleeden, met een zeker groenachtig ſtof beſprengt: Aan het opperſte van het ſtroo komen airen nu in drie, vier, zes, of ook wel in acht ryën , (op een getande as gehecht) geſchaart, met lange ſtekende baarden uit de toppen van de dop der toekomende Gerſtkorrelen voortkomende: In welke doppen de bloemknoppen en draden, zonder uiterlyk cieraad, noch bladerachtige inſnydzels voorzien, zyn opgeſloten: Dit ſoort van bloemen word daarom ook Flores Staminei genaamt, omdat de bloemen in de knoppen opgeſloten, alleenlyk uit gemelde langachtige bloemdraden beſtaan, en geen uiterlyk cieraad vertoone: In het middelpunt van de knop is de jonge vrucht opgeſlooten, die daarna in een taai meelachtig aan wederzyde ſcherp uitloopende geelverwig graan verandert. De dop, die gedeeltelyk de bloemknop heeft uitgemaakt, kan niet zonder breken van de Gerſt (droog zynde) geſcheiden worden, wantze alsdan met het zelve op het nauwſte is vereenigt.

De Wintergerſt brengt veel al korter en dikker airen, dan de Zomergerſt voort, hoewel zulks mede al naar het Land, daarze groeit, verandert; voorts is derzelver onderſcheid gering. Nochtans wordt de Wintergerſt tot het maken van Mout, om Bier mede te brouwen, dat men bewaren wil, beſt geoordeelt: De bladeren, die de ſtroohalm bekleeden, worden door heur rypheid zachter in het aanraken, en de airen worden meeſt a1 door hun lengte en zwaarſte naar beneden gebogen.

De Gerſt bevat in zich veel vaſt zout met zwavel, als ook eenig vlug zout en aarde met water vermengt: Het geen de Scheikonſt beſt ontdekt: By voorbeelt, men diſtillere door een Retort, Kromhals, een genoegzame quantiteit nieuwe goede Gerſt, zoo zal ’er over komen.

1. Een helder doorſchynend vocht, eenigzints naar Gerſt riekende.

2. Een min heldere vocht, met eenige zoutachtige ſmaak voorzien.

3. Een zuur zoutachtig vocht.

4. Een roodachtig vocht, aangebrand van reuk, ſcherp van ſmaak, waarin eenige taaije oly, die de vocht geheel troebel maakt, hange.

5. Het geen in de Retort is overgebleven, tot aſch gebrant zynde, geeft, door middel van warm water, een looch; deze is eenigzints lymig, nochtans druiptze met ’er tyd door vloeipapier. De looch, uitgedampt, geeft ten aanzien van de aſch veel vaſt zout.

Indien men Mout, van Gerſt gemaakt, op gemelde manier volgens de Kunſt behandelt, krygt men

1. Een ſmakeloos vocht.

2. Een vocht daarin eenige druppen oli, zoet en niet onängenaam van ſmaak, dryve.

3. Een geelachtig vocht, ziltig van ſmaak.

4. Een rood zoud ſtinkend vocht, met een weinig oli vermengt.

5. Een zwarte ſtof in de Retort overgebleven; deze tot aſch gebrant, geeft door middel van heet water, een heldere looch, die terſtont door vloeipapier druipt; deze looch, uitgedampt, laat minder vaſt zout, als de ongemoute Gerſt na.

Uit het gezegde blykt, dat door de Fermentatie de lymige deelen van de Gerſt zyn verdunt, en dat dus het Mout veel bequamer is om Bier van te brouwen, dan de ongemoute Gerſt.

Van de Gerſt word niet alleen Mout om Bier van te brouwen en Moutwyn van te ſtooken gemaakt: Maar ook verſcheide andere bereidingen, zoo voor voedzel, als voor Geneesmiddelen. Als daar zyn onder anderen Ptiſana, Panes Polenta, Maſa, Cataphlaſmata enz. Van yder een woord:

Ptiſana heeft driederlei beteekenis: Een oneigentlyke, een gemeene, en een byzondere.

Oneigentlyk word Ptiſana in de Artzenywinkels Decoctum Hordei, afziedzel van Gerſt genaamt. Dit afziedzel word van Gerſt genaamt, als men wil verſterken en opdroogen: Van gepelde Gerſt als het oogmerk is te verzachten en den dorſt te matigen. By Gerſten drank doen ſommigen Zoethout, Graswortel, Razynen, Vygen, en meer andere dingen.

In het gemeen wordt door Ptiſana verſtaan alderhande geſtoote graan dat gepelt is: Hierom voegden de Ouden altyt by Ptiſana het graan daar ze van werd gemaakt, dus zeidenze Ptiſana Hordeacea, Triticea, enz.

In het byzonder beteekent Ptiſana, gekneusde Gerſt, van de baſt gezuivert, anders gepelde Gerſt genaamt.

Eertyds wierd, en word heden noch op verſcheide plaatzen brood van Gerſt gebakken. Plinius verhaalt, dat de ſlaven, die tot: vermaak van ’t Roomſche Volk in het ſtrydtperk vochten, om datze meeſt a1 Gerſtenbrood aten, Hordearii, Gerſteters wierden genaamt. Het Gerſtenbrood wordt den genen, die zwaren arbeid doen, zinkingen zyn onderworpen, en waterzuchtig zyn, nuttig geoordeelt. Nochtans geeft het minder voedſel dan het brood van Tarwenmeel gemaakt.

Polenta was eertyts by de Ouden in gebruik, het is een ſpys van gerooſte Gerſt gemaakt, waarom den evengemelden Auteur zeer wel zegt: Polenta verſchilt alleen van Ptiſana Hordeacea, voor zoo verre ze van gerooſte Gerſt word gemaakt. Sommigen deden by de Gerſt alvorens Corianderzaad, Zout en Lynzaad; deze Vier dingen rooſten zy gelykelyk, en werden te ſamen geſtooten. Polenta geeft zeer gering voedzel, en is bequaam om den buik te ſtoppen.

Wat de Maza aanbetreft, het is een ſoort van Gerſtenbrood, met water, Melk, Olie, Wyn, Suiker, Honig Amandelen, of andere dingen opgemaakt. Galenus zeit, Maſa is moejelyker om te verteren dan broodt van zuiver Gerſtenmeel gemaakt, het is winderig, en blyft lang in den buik hangen, nochtans met Honig vermengt zynde, word het ſchielyker ontlaſt. Heden word in de Banketwinkels een ſoort van brood gebakken, het welk met genoemde Maſa groote overeenkomſt heeft, het word Marzepein, even als of men zeide Mazi panes genaamt; dit brood is alleenlyk geſchikt tot gebruik der lekkermonden.

Noch heeft de Gerſt in de Geneeskunde veel gebruik.

In Cataplaſmata reſolventia, ontbindende pappen, is het Gerſtemeel groot te achten.

In Injectiones en Gargariſmata, inſpuitingen en gorgeldranken is deszelfs zelfs afziedzel nuttig. Nochtans is een Infuſie van Mout, vooral in Gorgeldranken ruim zoo voordeelig.

Voorts maakt men van Decoctum Hordei en Suiker, het Saccharum penidiatum, in de Borſtziektens, om de rauwe ſtoffen ryp te maken en vervolgens uit te ſpuwen dienſtig.

Eindelyk, de Gerſt wordt noch in verſcheide Geneesmiddelen gebruikt: maar, om voort te gaan, zal ik de Hop het tweede ingrediënt, tot het Bier behoorende, een weinig nader beſchouwen.

De Hop, Lupulus en Lupus genaamt, dezen naam leiden ſommigen af van een Wolf, omdat de Wolven, zeggenze onder de ſchaduw van de Hop zich verbergen: Andere leiden dezen naam af van Lupus, een voortëtende quaadaardige verzwering, de ſchenkels voornamentlyk bezettende, en in korten tyt de naby leggende vleezige deelen, even als een Wolf wegëtende, omdat de Hop, in deze kwaal, een heilzaam middel wordt geoordeelt. Voorts word de Hop, Lupulus Salictarius, Lupulus primus ſive Sativus, Lupulus Secundus ſive Silveſtris, Vitis Septentrionalium, Convolvulus perennis heteroclitus floribus herbaceis capſulis foliaceis ſtrobuli inſtar. De Italianen noemen de Hop Bruſcandula, als of ze zeiden: Bryon Scanſile, Klimmende Bryonie, om de overeenkomſt, die de Hopbladeren met die van de Bryonie heeft.

De teedere zwakke Hop, niet magtig om zich zonder hulp overeinde te houden, hecht zich aan latten en ſtaken, en klimt tegen dezelven op. De Hop heeft een harden, witten, door malkander gevlochte wortel; uit dezen wortel ſpruiten een of meer zeer lange buigzame ruwe hoekige geknoopte ſtelen, uit yder knoop of lid: van de ſteel komen voort twee ſtelen met bladeren tegenover malkander ſtaande; de bladeren deren zyn ruigachtig, hoekig en getant, even als de witte Bryonie bladeren; de ſteeltjes zyn bruinachtig van verwe; aan de toppen dezer ſteeltjes hangen de bellen, of zoogenaamde bloemen, nederwaarts, daarna volgen de vruchten, die klein en ſchubachtig zyn, tuſſchen welke vruchten een klein bruin zwartachtig bitter zaad, den reuk van Look hebbende, word gevonden.

De Hop groeit zoo wel in koude als in warmere Landen van zelf: Nochtans word ze met groote naarſtigheid in Vlaanderen, Luik, Gelderlandt, Heusden, en in vele andere plaatzen gekweekt. De Hopbellen worden in de maanden Auguſtus en September vergadert, en droog zynde, in zakken gepakt, en dus tot het gebruik bewaart.

Uit welke beginſelen de Hop is te ſamen geſtelt, zal de volgende Scheikundige ontzwachteling eenigſins leeren. By voorbeelt, men Diſtilleere door het Balneum Mariae drie ponden verſche Hopbellen, van alle ſteelen gereinigt, zoo zal men overhalen tien loot helder naar Hop riekend vocht, met weinig ſcherpe ſterkriekende olie voorzien.

2. Negen loot en zes dragma eenigſints geelverwig, doch welriekend en noch naar Hop ſmakend vocht.

3. Vier loot geelder vocht, weinig reuk en ſmaak behoudende;

4. De overige ſtoffen doet men in een Retort, en men ſtookt dezelve by graden, zoo krygt men veertien en een half loot roodverwig zoutzuur vocht, deze vocht is daarenboven troebel, en wordt, na twee dagen geſtaan te hebben helderder, wanneer eenige taaije olie boven in het vocht hange, terwyl de zwaarder ſtof op den bodem van het glas, zich heeft nedergezet.

5. Het vuur vermeerderende, krygt men noch vier en een half loot ſtinkend dik aangebrand riekend vocht.

6.Het geen in de Retort is overgebleven tot aſch gebrandt, en met warm water tot een looch gemaakt zynde, zal, als men het uitdampt, wegen een loot en een en een halfvierendeel loot.

Nieuwe Hopbellen hebben een bitteren ſmaak, en een’ aangenamen reuk, zy zyn bezet met een vette of hartsachtige ſterkriekende zelfſtandigheid, waarvan voornamentlyk de reuk en de ſmaak van de Hop ſchynt af te hangen, want de Hop, oudt zynde, heeft reuk noch ſmaak, en is alsdan in dezelve deze vettigheid niet te vinden. De Hop behoud in zich een vlug zout en Salpeterdeelen, als ook fyne welriekende en grovere olie, aarde, water en vaſt zoute deelen.

Onder alle ſoorten van Hop om Bier mede te brouwen, is de Luikfche, Vlaamſche en Engelſche de beſte: Jammer is het dat de Luikſche Hopbellen, zoo als men die tegenwoordig krygt, met een oneindig getal ſteelen en bladeren bezet zyn, waardoor ze zeer veel van heur deugt verliezen, behalven dat deze ſteelen en bladeren het Bier onnut zyn, en weinig kracht bezitten: dus geven zy dien menſchen, die ze ons toezenden, alzoo het gewicht daar door grootelyks wordt vermeerdert, het grootſte voordeel. De Hop is van aardt en natuur verwarmende, afzettende en openende.

Behalven het gebruik dat de Hop in het Bier heeft, wordt dezelve nog tot verſcheide andere eindens gebruikt.

De knoppen of eerſte uitſpruitſelen die zich in de Lente aan de Hopplanten vertoonen, worden op de manier als Aſpergies gekookt of geſtooft, en geven een aangename en gezonde ſpys Deze knoppen zyn openende en pisdryvende van krachten. Conradus Berthaldus Bherens, in ſelectis Diaeteticis, verhaalt, dat het gemeene Volk, die deze knoppen te koop veilen, ſomtyds de eerſte uitbotzelen van de Vlier ’er by doen, het geen niet zonder gevaar geſchiedt, alzoo daardoor dikwyls gevaarlyke buikontlaſtingen van zuiver bloedt ontſtaan, met braking en flauwtens vergezelt.

Niet alleen zyn de eerſte uitſpruitſels van de Hop het lichaam nuttig, alzoo zy een openende kracht bezitten: maar ook de Hopbellen, zoo als zy in het Bier worden gebruikt, dewyl deszelfs aftrekſel met water niet alleen het vermogen heeft van de verſtoppingen der ingewanden te openen, en dezelve te verſterken, maar ook de verduwing der ſpys te bevorderen: Daarenboven zyn zy hoog geacht in het Scheurbuik, in langdurige tuſſchenpozige Koortzen, Schurft en andere gebreken van de huid.

Noch wordt de Hop toegeſchreven een byzonder vermogen om de pyn der uiterlyke leden te ſtillen, als ook in waterachtige gezwellen, verheffingen van Gigtpyn; wanneer men neemt ſterk gehopt vers Bier, het welk warm gemaakt zynde, maakt men daarin een laplaken, twee of drie dubbelt gevouwen, vochtig; deze lap wordt aldus warm op het lydend deel gelegt, en kout wordende, door een andere warme verandert; dit wordt zoo dikwyls herhaalt, tot dat de pyn vermindert.

Robbertus Boyle pryſt, om van de dagelykſche Koorts bevrydt te worden dit volgende Epicarpium, Polsmiddel.

℞. Salis Communis.
Turionum Lupuli recentium. a. m. j.
Uvarum Corintharum ſeſquiunciam.

Probe contuſa, miſta & in Maſſam redacta carpis applicentur. Nochtans kan men op dit en diergelyke Polsmiddelen weinig ſtaat maken.

Een halfvierendeel lood zaat van Hop ’s morgens nuchteren ingenomen is goedt om de wormen te dooden.

Dodoneus verhaalt dat van Hop, Gras en Selderywortelen en Razynen van hunne karrels gezuivert, met water een afziedzel wordt gemaakt dat het uitvallen van het hair geneeſt, uit de Venusziekte zyn oorſpronk nemende.

Noch wordt de Hop in verſcheide Geneesmiddelen nuttig geacht, doch, omdat ik de kortheid betracht, zal ik tot het water overgaan.

De oude Chimiſten noemden het water niet ten onrechten Vinum Catholicum, quad omnia vegetabilia, animalia & foſſilia biberent. Het water een algemeene Wyn, die alle Planten, Dieren, Metalen en Mineralen drinken: En in waarheit het Water laat zich met meeſt alle lichamen vermengen.

Onder allerlei ſoort van water is tot het maken van Mout en Bier alleenlyk bequaam het Regen-, Fontein-, Wel- en Rivierwater.

Het Regenwater, dat in de Lente, Zomer, Herfſt en in den Winter nedervalt, verſchilt zeer van den anderen. Het Regenwater dat in het begin van de Lente en in het laatſt van den Herfſt valt is het bequaamſt tot de fermentatie, en dus het beſt om mede te Mouten; dat in den Winter regent, om mede te brouwen alzoo het zuiver is; maar dat in den Zomer valt, het welk met zeer veel eijertjes en gekurve diertjes is voorzien, is het minſte te achten.

Het Fonteinwater is meeſt al met eenige vreemde lichamen bezet, want als dit water door plaatſen loopt, waar in Aluin, Koperrood, Zout, Zwavel of andere lichamen zich onthouden, zoo ſmelt eenig deel van dezelve lichamen, en het water neemt een Koperrood, Zout, Zwavel of Aluinachtigen ſmaak aan: Hieruit kan men afnemen, dat het Fonteinwater van een verſchillenden aardt en natuur is: Behalven dat ſommige Fonteinen een Medicinaal water voor verſcheide ziektens uitleveren, terwyl andere Fonteinen, water, dat het lichaam zeer ſchadelyk is, behouden: Noch vindmen Fonteinwater dat een ſteenmakende kracht heeft. Het Fonteinwater dat het eenvoudigſte is en het naaſt aan regenwater komt is het bequaamſte om mede te Mouten en te brouwen.

Her Welwater is aan de lucht niet bloot geſtelt, loopt natuurlyk door onderaardſche riölen ſomtyts in een groote vervalput, door de natuur gemaakt of door Konſt opgemetzelt, waarop een pomp word geſtelt, om 'er te gemakkelyker gebruik van te kunnen maken. Zoo het zant daar dit water door loopt veel Zout, Salpeter, Vitriöol, of iets anders in zich behoudt, word het een ſoort van looch: Zoo het niets van deze dingen heeft, is het onder alle ſoorten van water het zuiverſte, en tot het maken van Bier zeer bequaam.

Het Revierwater komt het naaſte aan het Fonteinwater: Tuſſchen deze wateren is voornamentlyk dit onderſcheit. 1. Dat het Fonteinwater veel a1 door beſlooten plaatſen loopt, daar het Rivierwater van de bergen nederdaalt en van daar zyn oorſpronk neemt, wanneer het eerſt kleine, vervolgens grooter Rivieren maakt, en eindelyk in ſnel voortſtroomende groote Rivieren vloeijende aan de lucht geheel word bloot geſtelt. 2. Dat het Fonteinwater meeſt al zuiverder is dan het Rivierwater. Dat het Rivierwater min zuiver is, komt waarſchynelyk daar van daan, dat, door de beweging van eb en vloed, of ook wel door onweér de gronden beroert worden; daarenboven wie ziet niet dat dit water grootelyks moet verandert worden, wanneer hy met aandacht overweegt, dat, behalven veel andere dingen, om maar weinige te noemen, het gevogelte, viſſchen en dieren, die op het land en in het water leven, zich daar in ontlaſten, dat doode krengen en andere onnuttigheden, die op de oevers der rivieren liggende, door ſtorm en vloed in dezelven worden opgenomen, dat deze en duizende geſtorven viſſchen en andere lichamen daarin weeken en verrotten.

Het Rivierwater, dat men zal gebruiken om mede te Mouten en te Brouwen moct deze hoedanigheden hebben, namentlyk dat het licht, klaar, ſmakeloos en zonder reuk is. Galenus Lib. de Ptiſana & Lib. 1. de Simplicium facultatibus Cap. 5. zegt: Omnis aqua potabilis uſui accommodata neque dulcis, neque ſalſa, neque acris, neque olens, neque putrida nec coenoſa ſed prorſus ſimplex, pellucida, pura ac veluti exquiſite colata eſſe oportet. Alle ſoort van water, tot inwendig gebruik, moet noch zoet, noch zout, noch ſcherp, noch riekend, noch bedorven, noch met ſlik bezet zyn, maar geheel eenvoudig, doorſchynend, zuiver, even als ware het op het aldernauwkeurigſt door een lekſteen geloopen. En zeid Sennertus Lib 4. Inſtit. Cap. 4. part. 1. Optima illa eſt aqua quae & viſu, guſtu & olfactu pura ac ſincera deprehenditur. Dat water is het beſte dat het gezicht, den ſmaak en de reuk het eenvoudigſte voorkomt. Eindelyk, om niet meer Autheuren op te noemen, Joubert decad. 1. part. 5. zeid: Aqua eſt optima quae nullius acquiſitae qualitatis eſt particeps, in qua Cylyndrus prompte deſcendit, quae etiam pondere [evis apparet, mox caleſcit moxque frigeſcit in qua nibil non facillime coguitur, quae hypochondriis minime gravis ſentitur, cujus denique potatores egregié colorati ſunt. Het beſte water is, dat eene zelfſtandigheid buiten zich zelven niet deelachtig is, in het welk een eirond langwerpig geſteente recht te gronde gaat, het welk licht weegt, ſchielyk heet en kout word, in het welk veel dingen ſeer gemakkelyk worden gaar gekookt, het we1k in de gebreken vande bovenzyden buiks gezwellen geen zwaarte veroorzaakt, en eindelyk, 't welk deszelfs drinkers een gezonde friſſe verwe geeft.

Het ſtilſtaande Water, en dat uit Moeraſſen komt, is van een ſlecht gebruik om Bier van te brouwen.

Wat het Sneeuw- en het geſmolte Yswater aanbelangt, van het zelve zeid Hippocrates Lib. de Aëre, Aquis & Locis. Aqua a nive ac glacie eliquata concoctionem ventriculi impedit, urinam cohibet, pectus pulmonem ac ventriculum malé habet, convulſiones, laterum dolores & flatus generat. Sneeuw- en geſmolten Yswater belet de koking van de maag, ſtopt het water, is de borſt, long, en maag ſchadelyk: het veroorzaakt zenuwtrekkingen, pyn en opſpanningen der zyden. Nochtans is het Sneeuwwater zeid: Gellius Lib. 19. Cap. 5. (en de ondervinding beveſtigt zyn gezegde) Frugibus & arboribus foecunda eſt, ſed hominibus potu nimio inſalubris, de Plant- en boomgewasſchen voordeelig, maar de menſchen, te rykelyk gedronken, ſchadelyk, Uit het gezegde van het ſneeuw en yswater blykt, dat het om Bier mede te brouwen niet nuttig is.

Water dat de vereiſchte hoedanigheden van goed en zuiver water heeft, dient niet alleen om Mout en Bier te maken, den dorſt te leſſchen, en het Aardryk vruchtbaar te maken, maar het is ook in veel ziektens een zeer nuttige drank. Galenus zeid: Lib. 1. de ſimplicium facultatibus Cap. 4. Aqua communiſſima omnibus hominibus eſt, tum ſanis tum aegris ad vitam maxime neceſſaria. Het water is allen menſchen zeer eigen, het is zoo wel den gezonden als den zieken, om te leven zeer noodzakelyk.

Hoe heerlyk een drank het water ook zy, nochtans moet men het met matigheid, en op zyn’ rechten tyd gebruiken.

Hoe dwaas doen derhalven de zoodanigen die in alle lichamen en ziektens zonder onderſcheid het gebruik van koud of van warm gemaakt water aanpryzen. Foreſtus Lib. 16. Obſerv Schol. 30. zeid: in Pleuritide ab aqua frigida abſtinendum, in de ontſteking van het Ribbevlies moet men zich van koud water onthouden. Hippocrates in de meer aangehaalde plaats en Ariſtoteles in Lib. de generatione animalium Cap. 4. zeggen: Aqua frigidae potus miriſice fungiendus eſt quia valde inutilis & noxia eſt gravidis. Men moet het gebruik van koud water zeer myden, omdat het de zwangerzynde vrouwen onnut en ſchadelyk is. Schultz. Epiſtol. Medic. 148. pryſt bet gebruik van koud water in de zeer zware buikpynen. Maar wat zeid Amat. Luſitan. Cent. 7. Curat. Schol. 21. Het is het werk van een ſlecht Geneesheer, koud water in pynen van den buik voor te ſchryven. Avicenna in Cant. part. 2. Aphor. Cap. 27. zeid: Aquae frigidae potus non eſt nimium frequentandus, eo quod nervis nocet. tamen hominibus qui ferventibus temperamentis ſive naeura ſive aetate praediti ſunt aquae potio utilis eſt. Men moet het gebruik van koud water niet algemeen maken, om dat het de zenuwen ſchadelyk is, nochtans menſchen, die een heet temperament hebben, of natuurelyk, of door den bloei hunner jaren, is het gebruik van water dienſtig: En Galenus Lib. de vinis: De genen die een heet temperament hebben is het gebruik van Water dienſtiger dan van Wyn. In heete Koortzen, zonder ontſteking der ingewanden, is het gebruik van koud water, matig gebruikt, een deftig Geneesmiddel. Georg. Bertin. Lib. 20. Medic. Cap. 16. leert: Si Synochus vel cauſus graviter excruciat ſitimque intolerabilem infligit, aqua frigida magna copia eſt propinanda, modo corpus ſit bene carnoſum, quadratum & robuſtum. In een gedurige Koorts, met vermindering en verheffing, of in eene brandende Koorts, en onlydelyken dorſt mag men rykelyk koud water te drinken geven, alleenelyk dat het lichaam wel in het vleeſch, welgemaakt en ſterk zy. Nochtans moet men nooit zelfs de zoodanigen, door arbeid, wandelen of anders vermoeit zynde, en ſterk zweetende, kouden drank geven, veel minder dezelve ſchielyk in groote quantiteit laten drinken, want daar door op het onverwacht, ondragelyke pyn met ontſteking der ingewanden kan veroorzaakt worden.

Wat het warm gemaakt water aanbelangt, het dient den zoodanigen welken een beet en droog temperament hebben, want warm water het vermogen heeft om te verkoelen en te gelyk te bevochtigen: hierom mag het in alle ziektens ex rigiditate fibrarum, uithardigheid der vezeldraden hun oorſpronk hebbende, gebruikt worden.

Wat het poel- en ſtilſtaande water aanbetreft, als ook het gebruik van alderhande ſoorten van Water zonder onderſcheid, is niet goed te keuren.

Uit al het geen ik van het Mout, de Hop en het Water heb gezeid, zal het een yder ligt zyn te oordeelen wat Mout welke Hop, en wat Water tot het maken van Bier moet verkoren worden.

Naardien ſommigen de quantiteit van de Hop verminderen, en in plaats Scarlei rykelyk gebruiken, is het my de moeite waerdig de Scarlei wat meer van naby te beſchouwen.

Scarlei, eigentlyk Sclarea, Horminum, Orminum genaamt, heeft een houtachtige bruinverwige, eenigſins ſcherpſmakende, doch niet onliefelyk, en met veel afhangende fyne vezelen voorziene wortel, uit welken een vierkante ruige ſteel, de dikte van de kleine vinger hebbende ſpruit, deze ſteel is in verſcheide knoopen afgedeelt, en beſluit in zich een witverwig merg of zap: Uit de knoopen ſpruiten andere ſteelen, kruisgewys door den anderen gevoegt, waaraan verſcheide bladeren altyd twee tegen malkander geplaatſt ſtaan, deze bladeren zyn grys, wollig, een ſpan lang, van onderen breed en naarboven ſpits uitloopende, daarenboven zyn derzelver randen eenigſins gerimpelt, zy ruſten op lange ſteeltjes en hebben een zeer zwaren onaanenamen reuk. Uit de oxelen der bladeren komen bloemen, de bloemen van Salie of van doove Netelen niet ongelyk, voort; zy zyn blaauwverwig en derzelver bovenſte lip is lang, krom, en breed: Voorder is in yfer bloem aan te merken, een dun omgebogen, eenigſins buiten de bloem ſtekend ſtampertje, dit ſtampertje is in deszelfs top in tweën gedeelt, en verbergt, met deszelfs langwerpige uitſteekzelen, die zich naar de kelk wenden, vier plantbeginzelen en twee bloemdraden, yder bloem vertoont in zyn beneden deel een ſchelp, het bekertje is, trompetsgewys, met reeten voorzien, in het aanraken kleverig en in vyf krullen omgebogen, waarvan drie naarboven en twee naar beneden zyn gekeert: Op den bodem van het bekertje, daar het ſtampertje zyn begin neemt, liggen de vier Plantbeginzelen, als ware het verborgen, welke in vier vruchtbaarmakende ronden, ook wel ongelyke of hoekige bruinverwige glinſterende zaden veranderen. De bladers, welke tuſſchen de verdeelingen van de bloemen voortkomen, zyn van een geheel andere gedaante dan die uit de knoopen van de ſteelen, die uit den wortel voortkomen; want zy zyn glad, dun, puntachtig, klein en hun onderſte deel, dat mede het breedſte is, heeft geen ſteel, maar is onmiddelyk met de ſteel daar de bloemen en deze bladers aangroeijen, vereenigt: Deze bladertjes en bloemen zyn ſterk, dog niet onaangenaam van reuk, en het geheele Kruid, zoo bladeren als bloemen , bitter van ſmaak.

Noch zyn 'er drie ſoorten van Sclarea, als Orvilla Altera, Horminum luteum en Horminum Sylveſtre, doch alzoo deze ſoorten in het Bier niet worden gebruikt, ga ik die met ſtilzwygen voorby.

De Sclarea, zoo even beſchreven, bezit een vlug zout, veel olië, zoo fyne als grovere, als ook vaſt zout met aarden vermengt. De verſche bloemen van alle ſteelen en bladeren gezuivert zynde, heb ik op dezelve wys als de Hop door de Scheikunſt onderzocht en daar door gekregen:

1. Een ſterk riekend vocht, waarin veel meer olie en ſcherper van ſmaak dan in het vocht van de Hop dreef.

2. Een zwaar riekend vocht, met geen minder oliëdeelen dan het eerſte voorzien, doch min doorſchynend.

3. Een vocht eenigſins ziltig ſmakende, en nog naer de Scharley riekende.

4. Een bruinverwige ſtinkcnde onklare vocht, onaangenaam van ſmaak, zynde ziltig en met veel oliëdeelen opgevult.

5. Een dik taai aangebrand riekend vocht.

6. Eenig Sal Alcalium fixum.

De Sclarea is van aard en natuur heeter dan de Hop, zy word van ſommigen niet alleen in het Bier gebrujkt, maar toont ook in de Geneeskunde, groote krachten.

Etmuller pryſt de Sclarea zeer in Mulierum fluxu Albo, en in de Paſſionibus Hyſtericae: Hy verzekert: dat de Sclarea, in de Opſtyging, meer vermag als zelfs de Caſtoreum.

In buikpyn, zonder ontſteking, is deszelfs afkookſel, inwendig ingegeven, of als een kliſteer gebruikt, een goed Geneesmiddel. Frederik Hofman stelt de Sclarea onder de Geneesmiddelen, die eigentlyk behooren om de Kramptrekkingen der ingewanden en zenuwachtige deelen te wederſtaan. Nochtans, indien men het aftrekzel van Sclarea rykelyk gebruikt, beroert ze even als de Baſilicum het hooft, veroorzaakt dronkenſchap en ſlaperigheid.

De Gedroogde onderſte bladeren van de Sclarea worden geſtampt en onder de niespoeders gemengt om ’t hooft te zuiveren.

Uit de zaden word met water een ſlym gemaakt in ſommige gebreken van de oogen dienſtig.

Noch word de Sclarea in verſcheide Geneesmiddelen gebruikt. Doch alzoo myn oogmerk alleenelyk is om de voornaamſte krachten van de Scalrea te beſchryven, ga ik de minvoorname voorby.

De Hoofdſtoffen, daar het Bier van word gemaakt, als Mout, Hop, en Water beſchouwt hebbende, blykt het dat het Bier een zeer gezonde drank is, bequaam om dagelyks gebruikt te worden, vooral voor menſchen die het Noorder gedeelte van den Aardbodem bewoonen.

Het Bier is van een algemeen nut, het is niet alleen den gezonden, jongen en ouden, maar zelfs den zieken voordeelig: Of nu het Bier dat, om een’ aangenamen ſmaak en geur te geven, of uit eenig ander inzigt, met heete wortelen, kruiden, bloemen, zaden, oliën of uitwerpzelen van Dieren, of derzelver deelen is opgevult, tot een algemeenen en dagelykſchen drank kan ſtrekken, laat ik aan het oordeel van den verſtandigen Lezer.

Alhoewel in alle plaatzen het Bier van de drie gemelde hoofdſtoffen word gemaakt, zoo heeft men het zelve nogtans zoo veel bynamen gegeven, als ’er byna plaatzen zyn, daar Bier word gebrouwen, terwyl de zoogenaamde vreemde Bieren, die van hier naar andere plaatſen, en van andere plaatſen tot ons worden gevoert veel al zeer hoog worden geacht, het geen ik wel in bedenking wil geven, of dat niet hiervan word veroorzaakt, namentlyk, dat wy gemeenelyk tot al wat vreemt zy eenigen trek gevoelen. Behalven dat zulk Bier niet zelden zes, acht gulden, of ook wel zwaarder Bier is: Dat nu zulk Bier krachtiger is, dan het geen gemeenelyk ter plaatſe daar men woont gebruikt wordt, het welk meeſtal van viergulden of noch van minder prys is, is wel te begrypen. Nochtans hoe goed de zware Bieren ook mogen zyn, zoo hier als elders gebrouwen, zy dienen den bloedryken en die dagelyks gewoon zyn veel wyn te drinken niet, want zy niet minder krachtig dan de wyn zyn; waarom menſchen van geringe middelen niet alleen, maar ook wel anderen die zulk Bier gewoon zyn, het zelve met geen minder ſmaak en effect als wyn gebruiken.

0pdat ik eenige order houde in den aardt, natuur en krachten van het Bier te beſchryven, zal ik my by het volgende bepalen: Eerſtelyk zal ik met een woordt aantoonen wat Bier is. Ten tweeden zal ik trachten de byzondere hoedanigheden van het Bier voor te ſtellen. Ten derden zal ik iets van het Bier, van Tarw, Haver en Rogge gemaakt, zeggen; doch moet men weeten, dat deze Bieren zelden worden gebrouwen van gemelde Graanen op zich zelven, maar meeſtal met Mout van Gerſt worden vermengt. Ten vierden zal ik de hoedanigheden van het Bier, in het derde Hoofddeel gemeldt, onderſcheiden. Ten vyfden zal ik dit Werkje beſluiten met eenige weinige Medicinale Bieren aan de hand te geven, en daarop laten volgen eenige algemeene ſtellingen, in het Bierbrouwen waar te nemen.

1. Het Bier, zoo als reedts overvloedig is gebleken, is een drank van Mout, Hop en Water gemaakt. Zoo deze drank van het beſte dier dingen is gemaakt en behoorlyk is bearbeidt, ſtrekt het zeer veel menſchen tot een zeer gezonden dagelykſchen drank, en is boven het gebruik van Koffy- en Theewater te achten, vooral in deze Landen.

2. Dat de aardt, natuur en krachten van het Bier verſcheiden zyn, zoo wegens de ſoort van Hop, Mout, Water, enz. blykt:

Ten aanzien van het Mout, indien het te veel gerooſt is, levert het veelal Bier uit onaangenaam van ſmaak en hoog van verwe. Bier, van zulk Mout gemaakt, blyft langen tydt troebel, maakt verſtoppingen der ingewanden, en ſtopt het water, daar in tegendeel wel bereid Mout, langzaam gedroogt, en niet gebrandt, een zeer gezonden drank, en aangenaam van ſmaak uitlevert.

Ten aanzien van het water. Uit het gene ik van het water hebbe gezeit, blykt het overvloedig dat de ſoort van water groote verandering het Bier kan toebrengen.

Ten aanzien van de Hop, is het Bier min of meer bitter, het welk voornamentlyk van de ſoort van Hop, deszelfs hoeveelheid en manier van koken afhangt.

Wat het koken aanbelangt; Bier dat zeer lang heeft gekookt en een roode of bruine verwe daar door heeft aangenomen, is van zyn vlugge fyne deeltjes zoo van het Mout, als van de Hop, wat andere daar ook tegen mogen zeggn, berooft: Behalven dat zoo worden de grovere Hopdeelen in het Bier ontbonden. Dit Bier krygt door het lang koken eenigzints een’ te ſaamtrekkenden ſmaak, is niet veel beter, zoo niet erger, dan het Bier van ſterk gerooſt Mout gemaakt. Heel anders is het met het Bier dat weinig uuren kookt, zoo als het Luikſch Bier is, gelegen.

Ten aanzien van de Geſting; Bier dat niet behoorlyk heeft gegeſt, is onaangenaam van reuk en ſmaak en word zeer moeijelyk van zyn droeſem gezuivert, hierom doet dit Bier het lichaam weinig nut. Het Bier dat te ſterk heeft gegeſt wordt wel ſchielyk ſchoon en helder, nochtans is het onſmakelyker dan Bier dat behoorlyk heeft gegeſt: Daarenboven verandert het ligtelyk.

Ten aanzien van den ouderdom; het gemeene dagelykſche Luikſch viergulden Bier, van zyn droeſem gezuivert zynde, is de beſte dagelykſche drank, want dit Bier, ſchoon het weinig voedt, nochtans word het ligtelyk met de Chyl en dus vervolgens met het bloed vermengt, en zoo door het geheele lichaam gevoert. Dit Bier, zwaar zynde en voor de tweedemaal hebbende gefermenteert, verandert in behoorlyke geſlote vaten in een geeſtryk vocht, den wyn niet ongelyk. Dit Bier van zyn moèr wel gezuivert zynde is in de Engelſche ziekte, benevens het gebruik van andere Geneesmiddelen, van groot nut. Zoo dit Bier volgens de Konſt wordt gedeſtileert, vooral met zyn droeſem bezet zynde, geeft het een’ brandenden geeſt, den Brandewyn gantſch niet ongelyk.

Ten aanzien van de zelfſtandigheid is het Bier dun of dik. Dun is het Bier of om zyn doorſchynendheid of om de weinig kracht van het Graan dat daar in is: Dik is het om den droeſem die in het zelve is, of om de groote kracht van het Graan daar het mede is opgevult.

Ten aanzien van den ſmaak is het Bier zoet of bitter. Zoet is het Bier van het Graan; bitter van de Hop of van andere dingen daar in gebrouwen. Bier dat zoet is voedt meer dan het geen dat bitter is: Het bittere Bier, vooral zoo het heel bitter is, en met een groote quantiteit Scarley of Baſilicum in plaats van met Hop opgevult, bedwelmt het hoofd.

By al het gezeide van de hoedanigheden van het Bier, zou ik byzondere hoedanigheden van het Bier dat in verſcheide plaatſen wordt gebrouwen kunnen voegen, maar dit is myn oogmerk niet; behalven dat het my ondoenelyk zou zyn, deze alle op te tellen: Iets heb desaangaande in het laatſt van het derde Hoofddeel gezeit.

Dat het Bier, door bydoening van zaken die tot het zelven niet behooren, waarvan in het vierde Hoofddeel is geſproken, van deszelfs aart en natuur wordt verandert, mein ik dat reets te overvloedig is aangetoont, dan dat ik verder iets daar omtrent behoef te zeggen.

3. Wat de natuur en krachten van het Bier, van Tarw, Haver en Rogge gebrouwen, aanbetreft, zeg ik alleenlyk dit volgende:

Bier van Tarw gebrouwen, ſchoon het niet zeer lang heeft gekookt, en wel is bearbeid, blyft langen tydt onklaar, het voedt ſterk en maakt den buik eenigzints week, maar belet de ontlaſting van het water. Die kort van adem zyn of verſtoppingen der ingewanden hebben, alsmede die met Graveel en Steen bezet zyn kunnen dit Bier wel ontberen.

Bier van Haver gebrouwen verkoelt meer dan dat van Tarw is gemaakt. Dit Bier, onklaar zynde, doet de pis moeijelyk ontlaſten; zuiver en van zyn droeſem bevryd zynde, word het pisdryvende bevonden.

Bier van Rogge gebrouwen, zoo het matig heeſt gekookt, behoorlyk is gegeſt, en van zyn’ droeſem is gezuivert, het welk zeer moeijelyk geſchied, heeft de verw van Rinſche Wyn, en is niet onſmakelyk, nochtans hoe zuiver het ook zy, zoo valt het de borſt moeijelyk, veroorzaakt verſtoppingen en is zeer winderig.

4. Wat den aard, natuur en krachten van het Bier, in het derde Hoofddeel begrepen, aangaat.

Bier van Gerſten Mout gebrouwen, is onder allerlei ſoorten van Bier het beſte te achten, want het veel dunder van aardt en natuur is, dan het Bier van Tarw, Haver of Rogge gebrouwen: Daarenboven maakt dit Bier, van zyn’ droeſem gezuivert, geen dik bloedt, in tegendeel verdunt het onze vochten, opent de verſtoppingen, zoo der ingewanden als der piswegen.

Mol, zoo dit Bier van Gerſten Mout, zonder eenig byvoegſel wordt gebrouwen, is ’t het eenvoudigſte van alle ſoorten van Bier. Mol overtreft alle Gerſtedranken van ongemoute Gerſt gebrouwen, deze houden altyt eenige ſlymige meelachtige deelen van de Gerſt in zich: Dat nu de Gerſt door het mouten hun lymigheid afleit, getuigt met my de vermaarde Boerhaven, in de voorgemelde plaats. Chem. pars 1. p. 175. daarenboven krygtze een' aangenamen zoeten ſmaak, dieze van te voren niet hadt. Mo], alzoo ze met weinig of geen Hop wordt gebrouwen, is zeer bequaam om den dorſt te matigen, zy is den genen die een heet temperament heeft, als ook in heete Ziektens, Steen en Graveel (niet troebel zynde) vooral zoo ’er eenige druppen Spiritus nitri dulcis, of zap van Citroenen is bygedaan, van een zeer goedt gebruik.

Luikſch Bier heeft dezen naam van de Luikſche Hop, daar het mede word gebrouwt: Het is een zeer gezonde drank, zoo als ik reeds heb gezeit. Gezonde doorvoede lichamen dient het viergulden Bier: Die voeding noodig hebben het zes en achtgulden Bier: Zwakke, welker zwakheid uit geen bederf ſpruit, mogen zich nu en dan van een glas achtgulden Bier, dat voor de tweedemaal heeft gefermenteert en zonder eenig grandbezinkſel bezet is, bedienen. dienen. Men moet weten dat het Bier, dat voor de tweedemaal heeft gefermenteert, zelfs al is het zonder Hop gebrouwen, geheel van aart en natuur is verandert. Dus gaat het met het Bier even als met den Wyn: Want Geilbier en Druivenzap verkoelen, en maken beide den buik week, ook hebben zy geen vermogen om den menſch vreugdig of dronken te maken: Maar het Bier, door de eerſte fermentatie ryp geworden zynde, en de tweede fermentatie uitgeſtaan hebbende, verandert in een geeſtryk vocht; en het Druivenzap verandert door de fermentatie in Moſt. Deze twee vochten nu zyn beide in ſtaat om het hoofd te beroeren en dronken te maken, ook zullen zy, naer mate zy goedt of ſlecht zyn, door de diſtillatie een krachtige of zwakke Spiritus Vini, geeſt van Wyn van zich geven; of zy zullen beide door een kunſtige fermentatie, (waarvan hierna breeder) in een ſterken ken of ſlappen Azyn veranderen, die zeer weinig van den anderen zullen verſchillen. Dewyl nu het Bier zoo naauw een overeenkomſt met den wyn heeft, zoo moet het de Oudtheid tot geen verwyt ſtrekken, dat zy het Bier Vinum Hordeaceum Gerſtenwyn hebben genoemt.

Het Luikſche Bier, hoe gezond een drank het ook zyn mag, moet, zal het lichaam eenig voordeel daar door genieten, klaar en van zyn‘ droeſem bevrydt zyn, anders veroorzaakt het dezelve kwalen die de Wyn met zyn moér bezet doet, namentlyk verſtoppingen, opſpanningen van de buikszyden, moeijelyk wateren en wat iets meer zy. Sennertus Lib.4. Inſtit part. 1. zeit: Craſſa vim obſtructiones pariunt. Wyn, met zyn‘ droeſem bezet, maakt verſtoppingen. D. Petr. Matthiol apud Scholtz. Conſsil. 182. In Melancholia Hypochondriaca abſtineat a vinis potentibus, Craſſis, tubidis ſiquidem haec melancholicum gignunt ſanguinem: Illa veró jecur excalefaciunt, & cerebrum vlaedunt. Men moet zich in de zwaarmoedige boven-zyde-buiksziekte van krachtige, dikke en drabbige Wynen onthouden, alzoo zy dik bloed veroorzaken, de Lever verhitten, en de herſenen beſchadigen. Van het Bier zeggen dezelfde Autheuren, in de genoemde plaatſen, het zelfde, en Matth. Martin. de morb. Meſent. Gereviſia Malé defecata obſtructiones Meſsenterii promovet. Bier, dat van zyn moêr niet wel gezuivert is, maakt verſtoppingen van het Darmſcheil.

Bruinbier, het zy dat het bitter of zoet zy, word gemeenlyk zeer lang gekookt, waar door het voornamentlyk zyne hoogbruine verw verkrygt, alzoo dit Bier veelal dikker en troebelder dan ander Bier is, is het geen van de gezondſte dranken. Daar zyn ’er die het bruine zoete Bier de zuigende Vrouwen aanpryzen, als hebbende het vermogen om veel melk te maken. Roderic. a Caſtro Lib. 4. de morb. mulier. Cap 4. zeit: Cereviſiae Hamburgienſi ſi Butyrum, Saccharum & panem addas ac leviter coquas vix ullum reperies Cibum ex quo tantus fiat lactis preventus. Zoo gy by Hamburger Bier Boter, Suiker en Broodt doet, en zagtjes kookt, zult gy een ſpys krygen, die melk in overvloet verſchaft. Nogtans valt zoo een zwaare bierſpys, als ook het zoete bruine bier de maag moeijelyk, is winderig en veroorzaakt verſtoppingen, waarom in gebrek van Melk, de zogende Vrouwen liever gebruik maken van verſch achtgulden Luikſch Bier, dat van zyn moêr of droeſem gezuivert is, en zeer wel heeft gegeſt, en eeten tuſchen beide wel gerezen Tarwenbroodt. Dat nu het zoete bruine Bier meeſt al bet lichaam met winden opvult, komt voornamentlyk bier van, dat dit ſoort van Bier niet alleen met Boekweit maar ook veelal met eenige wortelen, Kruiden, Zaden, enz. wordt bereid.

Het Bredaaſch wit Bier, of dat op zyn Bredaaſch wordt gebrouwen, kan, gelyk het zoete bruine Bier, niet duuren: Het is winderig, en wordt om deszelfs zoeten ſmaak by veelen hoog geagt.

Azynbier wordt niet gebrouwen om te dienen voor dagelykſchen drank, maar om ’er Azyn van te maken. Het welk kan geſchieden op dezelve wys als de Wynazyn bereid word. Glauberus heeft tegen Barnerus de bereiding van den Azyn zeer heerlyk beſchreven: By verkorting en met weinige verandering beſchryft hy dezelve aldus: Men neemt twee groote Kuipen met dekſels voorzien, in deze Kuipen legt men een voet van den bodem een losſen bodem met gaten doorboort; 0p deze loſſen bodem ſtapelt men een hoop tedere Wyngaardranken met de bladeren daar aan, op deze ranken legt men een deel ſteelen van Roſynen, dan giet men de eene Kuip vol, en de andere halfvol, de halfvolle Kuip dekt men en de volle Kuip laat men Open ſtaan, als deze Kuipen vierentwintig uuren, ook wel langer of korter tydt hebben geſtaan, naar dat de lucht, of de plaats daar de Kuipen ſtaan, min of meer warm, of naar mate de Wyn of het Bier zwaar is, komt 'er in de halfvolle Kuip fermentatie met een merkelyke warmte, zoo dra men ſulks gewaar word, maakt men de halfvolle Kuip uit de volle Kuip vol; alsdan dekt men de halfvolle Kuip, dit nu wordt dagelyks gedaan, zoo dat de Kuip, die den eenen dag half vol is, is den anderen dag wederom vol; hier door geſchiet het dat in de halfvolle Kuip dagelyks een nieuwe fermentatie ontſtaat, terwyl ook dagelyks in de volle Kuip de fermentatie vermindert, en dus is by beurte de fermentatie met warmte, nu in de eene en dan wederom in de andere Kuip; dit word zoo lang gedaan tot dat de fermentatie met warmte in de halfvolle Kuip geheel ophoud, het welk een teeken is dat de Wyn of het Bier in Azyn verandert is. Hoe beter nu de Wyn en het Bier geweeſt is, hoe kragtiger de Azyn zyn zal. Vergeefs doen derhalven die geene welke van verſchaalde Wyn of Bier ſterken Azyn willen maken. Gelyk de Bierazyn op dezelfde wys als de Wynazyn kan gemaakt worden, zoo kunnen zy ook voor een en het zelfde gebruik dienen, want Azyn, van zeer goed Bier gemaakt, en met geen’ zuuren geeft van Salpeter of van Vitriöol opgevult, niet meer van de Wynazyn verſchilt, dan de Brandewyn van Wyn en van Bier gemaakt doet.

De Azyn is niet alleen in de Geneeskunde van een groot gebruik, alzoo zy de rotting daar onze vogten het meeſt naar hellen wederſtaat, waarom de Azyn in alle beſmettende ziektens, als Mazelen, Pokjes, en zelfs de Peſt in- en uitwendig gebruikt, van groot nut kan zyn: Maar ook in de Scheikunde, want zy onder anderen het Koper in ""AErugo Spaansgroen, en het Lood in Ceruſſa Witlood verandert: Boven dit alles is de Azyn in de Huishouding van groot nut, dienende niet alleen om aangename ſauzen te maken, maar ook om zeer veel dingen voor bederf te bevryden.

Morelle, Framboze en Aalbezienbier, deze worden meer voor den ſmaak dan voor den dorſt gebruikt, zy moeten aangenaam, niet dik of drabbig zyn.

Joopenbier, Mom en alle zware dikke belege Bieren, deze worden hier te Lande weinig gebruikt, en ſomtydts nog te veel, vooral zoo Kraamvrouwen na een zware moeijelyke baring, en de zoodanige die een zware val hebben gedaan, zoo dat ’er Contuſie, Verbreking en ontſteking by is, gebruik van maken, het welk veelal op aanrading van Vroedvrouwen en perſoonen geſchiedt, welke gantſch onkundig, zoo omtrent den aart en natuur van het Bier, als der lichamen zyn, waardoor de gebruikers niet zelden in gevaar worden gebragt van te ſtorten in een poel van allerlei elende.

Eer ik afbreke zal ik dit volgende, wegens den Steen der Nieren en der Blaas, nog by het verhandelde voegen.

Men heeft van alle tyden getwiſt of Bier met Hop gekookt het vermogen heeft van den Steen te verbreken en uit te werpen, dan of het tot deszelfs voortbrenging en aangroejing gelegenheid geeft.

Die het eerſte ſtaande houden zeggen, dat de Hop altyd is bevonden pisdryvende te zyn, en uit dien hoofde alle beginſelen van Steen wederſtaat, daarenboven dat in Landen daar tegenwoordig meer Bier dan voorheen word gebruikt, minder menſchen den Steen en het Graveel onderhevig zyn. Die het laatſte ſtellen, zeggen dat de ondervinding, heden en overlang, heeft geleert, dat de pyn en de toevallen, welke de geenen die den Steen hebben, onderhevig zyn, door het gebruik van ſterk gehopt Bier worden vermeerdert, daar in tegendeel door Bier daar in geen of weinig Hop ingekookt, zoo als de Mol is, dezelve worden verzacht.

Wat my aanbelangt ik ſtel vaſt, dat oudt geeſtryk Bier, dat voor de tweedemaal heeft gefermenteert, vooral zoo het met moêr bezet en troebel is, als mede alle andere gefermenteerde geeſtryke vochten, als daar zyn zware Wyn, Brandewyn, en wat diergelyke dranken meer zyn, het vermogen hebben om aanleiding tot Steen niet alleen in de blaas en nieren, maar ook in alle andere deelen van het lichaam te kunnen geven, niet dat dezelve in ſtaat zyn de wei van bet bloedt te verdikken en te verſteenen, gelyk men gemeenlyk door dit volgende experiment wil bewyzen: namentlyk omdat, als men by warm afgetapt bloed Brandewyn doet, deszelfs wei als gekookt eiwit ſtremt. Terwyl ik dit ſchreef luſte het my een’ van myn Knegts te zenden by een Spekſlager by wien by in een aarde pannetje negentien of twintig 1ood warm bloed haalde, hem mede gevende een houten lepeltje om hetzelve in beweging te houden, by dit bloed goot ik by beurte drie a vier lood Spiritus vini, gedurig ’t bloed zacht in beweging houdende; hierdoor wierd het bloed vloeibaarder en veranderde niet van verw; nadat ik het een klein half quartieruurs zacht bewogen had, plaatſte ik het in myn Kelder, wanneer ik het om de drie uuren beſcbouwde; en zulks driemaal hebbende herhaalt, bevond ik het bloet met zyn wei vereenigt, zeer vloeibaar en onverandert van verw; alleenelyk nam ik gedurig van het zelve een zeer dun vliesje dat zich op de oppervlakte van het bloed gedurig vertoonde. Dit vliesje was niet wel zoo dik als dat men op heete melk die van het vuur ſtaat ontdekt. Dit doet my denken dat ons bloed in de vaten gedurig in beweging zynde, door het aanhoudend gebruik van geeſtryke vochten in deszelfs beweging word vermeerdert, en deszelfs zelfstandigheid verdunt word, zoodat de globuli rubri verminderen, het welk my te waarſchynlyker voorkomt, om dat velen die aan den ſterken drank vervallen, zooze niet aan het dagelykſch overgeven, loslyvigheid of de pisvloed onderhevig zyn, of datze op een buitengewoone wys uitwaſemen, zeer ligt het waterzucht, Anaſarca genaamt, onderhevig zyn, want zoo het waar is dat de Globuli rubri verminderen, zoo is het: niet onmogelyk dat het vet, in de Membrana Celluloſa opgeſloten, verdunt en in de Vaſa Sanguiferentia gebragt, met het bloed wederom vereenigt, en dat de tuſſchenruimtens daar het vet is geplaatſt geweeiſt met wei worden opgevult: Dat nu de geeſtryke vochtdrinkers eenigen Steen of Kalkſtoffen in hun lichaam kunnen vergaderen, dunkt my dat hierdoor zou kunnen worden veroorzaakt; te weten dat zulke menſchen veelal, tusſchen het gebruik van ſterken drank, ſchielyk een groote quantiteit klein Bier, Koffy- en Theewater inzwelgen, waar door hun bloed en ſappen minder bewegende, en dus eenigſints verkoelende, de grovere aardachtige deelen, die zich in de wei onthouden, als ware het praecipiteren, zoo nu deze ſtof geen uitweg ter ontlaſting vint, en door een meerder beweging niet kan worden geſolveert, zet zy zich hier of daar neder, en geeft dus gelegentheid, door de opeenhooping van zoodanig een ſtof, die door den tyd geſchied, om allengsjes Steen of Kalk te formeren. Wat zoodanige menſchen aanbelangt die buiten het gebruik van geeſtryke dranken, een natuurlyke dispoſitie tot den ſteen der Blaas en der Nieren hebben geloof ik dat beſt doen hun van alle meelachtige ſpys te onthouden, en geen Bier dat drabbag is, zoo dat met als dat zonder Hop is gebrouwen, te gebruiken: Voorts kunnen de zoodanige perſoonen ’s morgens een glas verſche bezonke Mol of helder dun verſch Bier gebruiken, waardoor de wei word verdunt, de piswegen geopent, en den Steen der Nieren en derzelver Graveel ſomtyds word ontlaſt.

Uit al het gene wy van het Bier hebben gezeit, blykt dat het dagelykſch viergulden Bier, dat van zyn droeſem is bevryd, het beſte is te achten om den dorſt te matigen, en dat alle dikke vette troebele bieren het lichaarn ſchadelyk zyn: Eindelyk dat het Luikſch achtgulden Bier, dat voor de tweedemaal heeft gefermenteert, zoo het zuiver en van de moêr bevryd is, tot een zeer aangename drank en Geneesmiddel verſtrekt.

Wat het Medicinaal Bier aangaat, voor het Scheurbuik kan het volgende met voordeel gebruikt worden, men neemt ’er toe afziedzel van Mout geſchikt om ’er viergulden Bier van te brouwen, en word dus bereid:

℞. Rad. Raphan. ruſtican. recent. ℥iv.
Fol. Cochleariae,
Naſturii Hortenſis,
Aquatici,
Becabungae a. m. iii.
Decocti Malti bene lupulati Lib. x.
Flor. Cereviſiae recent. ℥iv

Incidenda incidantur deinde omnia ſimul miſceantur & fermententur: poſt fermentationem colentur, & colatura per manicam Hippocratis depuretur. Hier van gebruikt men driemaal daags een klein Bierglas vol.

Behalven dat het Luikſch achtgulden Bier, dat voor de tweedemaal heeft gefermenteert, en zuiver ſchoon is, in de Engelſche ziekte een goed Geneesmiddel is, zoo kan daarenboven in gemelde ziekte, als ook in die der Vryſtersals andere kwalen het volgende Medici- naal Bier, het lichaam alvorens gezui- vert zynde, van een goedt gebruik zyn:

℞. Cortic. Cinanomi ℥iß
Peruviani ℥i.
Chalybis non rubiginoſi ʒx.
Cereviſiae generoſae bene lupulatae
   bis fermentatae & optimé
   defecatae Libras tres.

Relinquantur in digeſtione in phiala bene obturata per Septimanam unam atque alteram deinde per manicam Hippocratis aliquoties Cereviſia baec medicata coletur. Men gebruikt bier van, twee of driemaal daags, een Theekopje, minder of meerder naar dat de omſtandigheid vereiſcht.

By deze twee Cereviſiae Medicatae zou ik ’er noch verſcheide kunnen voegen, maar oordeele dat zulks den Goedgunſtigen Lezer zou verveelen, waarom ik tot de algemeene ſtellingen in het Bierbrouwen waar te nemen, overga en eindige.

1. Al dat tot het brouwen van Bier wordt gebruikt, moet wel gereinigt zyn.

2. Het Water, daar men mede beſlaat, moet noch te heet, noch te kout zyn.

3. Het Mout moet niet te fyn noch ook niet te grof gemalen zyn.

4. Men moet het vuur onder de Hopketel by graden ſtoken.

5. Het is beter het Geil te kout dan te warm te zetten.

6. De Geſt, daar het Geil mede gezet word, moet altyd verſch zyn.

7. Het is goed nu en dan van Geilgeſt te veranderen.

8. Heete wortelen, kruiden en zaden by het Geil gedaan, zetten het zelve te ſterker voort.

9. Zeep moet in een Brouwery geweert worden.

10. De Sunderlandſche Koolen zyn beſt om onder de Hopketel te ſtoken.

EINDE.


Hoofddeel 8. Bladwyzer.