Brouwkunde/Hoofddeel 2

Uit Bolksch Bierbrouwersgilde
Brouwkunde (1745) door Wouter van Lis
Hoofddeel 1. Hoofddeel 2. Hoofddeel 3.


II. HOOFDDEEL.
VAN HET
BROUWEN
IN’T GEMEEN.

HEt brouwen geſchiedt op deze volgende wyze.

Men ſtrooit op den loſſen bodem van de Werkkuip zoo veel haver of boekweitedop, dat dezelve bedekt zy, dan word het gemoute gebroken graan, dat men brouwen zal, aan de eene zyde van de werkkuip geſtort, wanneer men water, bekwaam heet zynde, in de kuip laat lopen, terwyl eenige het gemalen graan met yzer breede haken naar de andere zyde halen, waar door al het meel bevogtigt en door malkander geſlagen wordt, het gene deze het Beſlag, andere den Overſlag noemen; het meel, beſlagen zynde, wagt men tot het water koke, wanneer men zoo veel by het beſlag laat loopen, als men noodig oordeelt, terwyl intuſſen eenige, met roers of roerlepelen, het beſlag wel door malkander roeren. De vogt van dit eerſte roerzel tapt men, na het eenigen tyt heeft geſtaan, door de kraan, die benede den bodem van de kuip ſtaat, in den onderbak, waar uit het in de Hopketel wordt gepompt; wanneer nu al de vogt is afgetapt, ſluit men de kraan, en men laat wederom kokent water in de kuip loopen, wanneer men het geen in de kuip is, als te voren, roere; dit tweede aftrekzel, mede in de Hopketel zynde, doen men daar by veel of weinig Hop, naar de ſoort van bier welk men zal brouwen; of naar mate het brouwt groot of klein, de Hop nieuw of oud is; als dan wordt dit te ſamen veel of weinig gekookt, naar het bier zelve zulks vereiſcht, gelyk nader in het volgende hoofddeel zal blyken. Wanneer dit bier, dat men Hoppert noemt, gekookt is, pompt men het op den losbak. Men moet weten dat in den onderbak van de werkkuip, en in de ketels pompen ſtaan, waarmede men het aftrekſel uit den onderbak in de Hopketel, en het bier uit de Hopketel op den losbak pompt, terwyl de pomp, die in de waterketel ſtaat, dient om heet water op de koelbakken te brengen, om dezelve ſchoon te maken. De losbak, daar wy zoo even melding van maakte, is een vierkante houten bak, kleinder maar dieper dan de Koelbakken, zy ligt ook hooger dan dezelven; in dezen bak ſtaat een plank met gaten doorboord, opdat de Hop, die onder het pompen met het bier op den losbak kome, daar voor blyve liggen, agter de plank is, in den bodem, een loode pyp, welke zich in verſcheide buizen kan ontlasten, waardoor den Hoppert van den losbak op de koelbakken wordt gebragt. Eer nu den Hoppert wordt geloſt laat men gemeenelyk, voor de derdemaal, kokent water in de werkkuip loopen, en men beärbeit het meel als in de vorige reizen; dan laat men het zo lang ſtaan tot dat de Hoppert is geloſt, wanneer dit derde aftrekſel wordt afgetapt en in de Hopketel gepompt, het welk men Dun noemt; de Hop, die, onder het loſſen van den Hoppert op de losbak is gekomen, doet men wederom in de Hopketel, en wordt met den dun, eenigen tydt gekookt, wanneer het mede op koelbakken gebragt, en gekoelt zynde, dient om Meê aan te brouwen. Het geen nu in de werkkuip is overgebleven is Boſtel, nergens anders toe dienſtig, dan tot meſting van Schapen en koeijen, dog het voedzel dat daar in zy wanneer het graan wel beäbeid is, is zeer gering, doch echter beter dan branders ſpoeling.

Den Hoppert, gekoelt zynde, wort door pypen of gooten, van de koelbakken in de Geilkuip gebragt, als dan mengt men zoo veel verſche geſt daar onder, als men nodig oordeelt; dit gedaan zynde laat men het zoo lang ſtaan tot dat het in eene volkomen (*[1]) fermentatie kome, het welk men ziet als boven op den Hoppert, zich krullen, al ware het ſchuim, vertoonen; of dat een brandende kaars, daar by gebragt, wordt uitgebluſcht; als het bier dus aan het fermenteren is, wordt het geil bier genoemt, en is bequaam om gevaat te worden. Indien men nu agt gulden gulden bier in de kuip heeft, en men wil daar van maken zes, vier en drie gulden bier, moet men het met den dun aanbrouwen. By voorbeeld, men heeft veertig tonnen agt gulden bier in de kuip, zoo men daar van vier gulden bier wil maken, moet ’er veertig tonnen dun by worden gedaan. Indien men by het agt gulden bier een derde dun laat loopen, dan is het zes gulden bier; en by het zes gulden bier de helft dun gevoegt zynde, word het drie gulden Bier: Dus kan men, met den dun, bier van alderhande prys maken, dog men moet wel in agt nemen, dat zoo dikwyls dun by het geilbier wordt gedaan, deze twee vogten wel vermengt worden.

Het bier, gevaat zynde, wordt in de vaatkelder op ſtellingen gelegt, tuſſen welke ſtellingen ſommigen (dog anderen wederom niet) geſt borden plaatſen; deze geſtborden worden van hout gemaakt zy zyn in’t midden het dikſt, en loopen aan de twee einden ſcheuins af. De vaten, op de ſtellingen gelegt zynde, zet men daar vlooten onder, waarin de geſt word gevangen: de geſt afgeloopen zynde worden de vaten opgevult, gezegelt, en vervolgens op de Verſtrykkelder gebragt.

  1. (*) De Fermentatie, die in de Geilkuip, door hulp van geſt wordt te wege gebragt, dient tot rypmaking van het gekookte bier, alzo het bier dat niet heeft gefermenteert, een’ rauwen onſmakelyken ſamentrekkenden ſmaak heeft, waarom ik zulk bier by onrype vrugten vergelyke, welke haare volkomentheid door de fermentatie, verkrygen. Die meerder van de Fermentatie gelieft te weten, leze Th. Willis de Ferment. c. 7. Jonſton System Part. Hygien: l. I. tit. I. c. 3. Kerger de Ferm. Sect. 2. c 5. en H. Boerhaven Element. Chem. Tom. 2. pag. 166. tot 191.



Hoofddeel 1. Hoofddeel 3.