Brouwkunde/Gedicht

Uit Bolksch Bierbrouwersgilde
Brouwkunde (1745) door Wouter van Lis
Voorrede. Gedicht Hoofddeel 1.


OP DE
BROUWKUNDE
ENZ.

Beschreven door den Heer
WOUTER VAN LIS
MEDICINAE DOCTOR.


DE blonde Ceres, opgehult
Met eenen krans van Korenairen,
Treed door een zee van goude baren,
Terwylze mild de ſchuren vult:
Haar zorg verzorgt ons broot, zy ſchenkt
ons friſſche dranken,
En noopt wat adem haalt haar gulle gunſt
te danken.

Van Lis, dit toont uw wetenſchap
Ons, in heur diepſte binnekoren:
Hier zien Wy Mout, uit Gerſt geboren,
Verwiſſelen van trap tot trap.
Zoo weet uw brave Kunſt Natuur voor ’t
oog te ontleden,
Zy toont der ſchepſlen nut, in heur ver-
borgenheden.

Hier leert zy ons, aan ſtroom en bron,
Den aart en kragt des Waters kennen,
Of, hooger zwevende op heur pennen,
Wat werking lucht, ſaizoen en Zon
Verricht, in zuivre vocht, of wel ge-
kookte ſappen:
En toetſt, aan ’t nut gebruik, eens yders
eigenſchappen.

ô Welbedachte drank! ô Bier!
Wie moet uw deugden niet beminnen?
Laat dolle en dronke Wynpapinnen
U vloeken met een heeſch getier!
Geen opgezwollen brein, door Bacchus nat
beſtoven,
Belet uw nut gebruik, kan Ceres luiſter
dooven.

Hoe blyft u ’t menſchendom niet verpligt!
Gy heelt en zalft de lichaemskwalen,
Daar goude middelmaat de ſchalen
Mag vullen, en de zorg verlicht:
De Scheikunſt, die haar hulp leent om uw
aart t’ontbinden,
Weet in uw deugd’ en kracht eene Artzeny
te vinden.

Wien ’t luſt zoeke ongemeene ſtof
Uit verre luchten, landen, baren:
Hier ziet men ’t nut aan ’t zoete paren;
Geleertheit geeft den Schryver lof,
En ſchenkt hem, om zyn vlyt en yver meé
te cieren,
Een’ krans van Ceres graan en Phebus lau-
werieren.

Amicitiae ergo.


Voorrede. Hoofddeel 1.